Het klinkt als een artiestennaam, maar Rein Rambaldo luistert écht naar deze naam die klinkt als een klok. Met dank aan Italiaanse voorouders. Ooit zonder diploma van de Middelbare Hotelschool gegaan, maar nu een vooruitstrevend horecaondernemer die behalve het runnen van een restaurant en het bestieren van De Horecafabriek tijd zag om een eigen boek te schrijven.
Doordat zijn vader werkte voor BuZa stond de wieg van Rambaldo in de Kenyaanse hoofdstad Nairobi. Op jonge leeftijd verhuisde de familie echter naar Den Haag en hij groeide op in Bleiswijk. “Mijn eerste horecabaantje had ik op het Scheveningse strand en ik was meteen verkocht. “Dit is mijn ding!” dacht ik.
Op zeker moment werkte ik in de zomer op het strand en in de winter bij het Van der Valk-imperium. Dat laatste was echt een goede leerschool, daar was alles heel strak geregeld. Ik bleef echter wel een jongen van de praktijk en verliet de school zonder diploma. Als ik nu van die jonge gasten heb, druk ik ze op het hart hun papiertje te halen. Productkennis is erg belangrijk…. en niet iedereen redt het zonder diploma.” Aan het begin van zijn carrière wilde de in Leidschendam woonachtige ondernemer zo veel mogelijk ervaring opdoen in diverse horecagelegenheden. “Als ik mijn CV terugzie, denk ik: die is overal snel weg.
Maar het was bij mij geen desinteresse. Het tegenovergestelde: ik wilde overal van proeven.”
Na barervaring in onder andere De Tempel en Plaza, ging Rambaldo aan de slag op Het Plein, bij De Haagsche Kluis werd hij bedrijfsleider en wist hij het enigszins gedateerde restaurant tot bloeiende nachthoreca om te toveren. De truc zelf toepassen op een eigen horecazaak op Het Plein lukte helaas niet, zegt de ras-ondernemer: “Jammer genoeg gooide een concurrentiebeding roet in het eten en ging het feest niet door. Ik week, samen met een compagnon, uit naar Leiden en daar wisten we een succes te maken van Stampa, een eet- annex feestcafé. We trokken daar elke avond 500 mensen, je weet dat zoiets tijdelijk is en daarom heb ik mijn aandelen tijdig verkocht. Ik stond op eigen benen en investeerde in diverse bedrijven, alles leek in goud te veranderen dat ik aanraakte.”
Toch leert de nu 51-jarige in 2006 een harde les: een project met retail en horeca faalt jammerlijk en er volgt een faillissement: “Het is een harde ondernemersles geweest om ‘terug bij start’ te zijn. Meest opvallende vond ik nog dat bij succes iedereen iets van je wil. Maar op het moment dat je gevallen bent, iedereen je lijkt te negeren. Uit onverwachte hoek kwam wel steun; de oom van mijn toenmalige vriendin bood de helpende hand. Hij had deze situatie ook eens doorgemaakt en wist hoe het voor mij als mens voelde.”
De geboorte van zijn te vroeg ter wereld gekomen zoon, laat Rambaldo alles relativeren. “Het zette me aan het denken: “Ze mogen alles van mij afpakken, maar mijn talent is niet te koop.” Ik ging in loondienst bij een bevriende horecaondernemer. Ik vond de inrichting van de zaak niet kloppend en heb dit aangepakt, vervolgens werd ik door andere ondernemers gevraagd mee te kijken naar de inrichting.
Al snel ontstond in 2009 De Horecafabriek, ik had altijd interesse in design en ontwerp, maar deed dit nu zakelijk. We werkten vanaf een zolderkamer en met freelancers en ik reed in een Renault Twingo, niet te luxe en niet te goedkoop. Momenteel is De Horecafabriek een volwaardig bedrijf dat de inrichting doet voor een keur aan horecaetablissementen. We werken met een team van zes personen en van de vijf aanvragen per week hebben we de luxe om er vier af te zeggen.”
Naast het inrichten van restaurants ging het toch weer kriebelen om zelf op de vloer te staan. In 2015 startte Rambaldo in De Binckhorst Mama Kelly’s, een gedurfde zet volgens velen. Hier komt zijn beroemde quote ‘Ik geloof niet in slechte locaties, wel in slechte concepten’ vandaan, tevens de titel van zijn boek. Later volgde een tweede vestiging in Amsterdam, beide locaties werden in 2019 voor de hoofdprijs verkocht. In 2020 kwam het verzoek van een cateraar het ontwerp te maken voor het foodgedeelte van een hotel. Ook kon er worden geparticipeerd in het bedrijf. “Ik zag alleen het ontwerpen zitten, maar het lot wilde anders. Het hotel ging failliet, het concept ging de prullenbak in.
Tot mijn geluk werd ik aan half jaar later benaderd door de nieuwe eigenaar om mijn ontwerp uit te voeren én weer een eigen restaurant te beginnen, samen investeerden we in iets moois. Dat hebben we met Miss Jones nu neergezet; een gestyleerde inrichting, een internationale keuken met Aziatische invloeden, een perfecte cocktailbar, 240 couverts voor het midden-hoge segment, een gemêleerd en sterk team. Maar het mooiste? Samenwerken met mijn vrouw Willemien. Ze heeft vaak in dezelfde zaken gewerkt als ik, maar nooit tegelijk. Hier zijn wij een team binnen het team.” zegt Rambaldo terwijl hij de handen ineenslaat.